In het vakblad Vision & Robotics heb ik al eens geschreven over het toepassen van een Cobot voor het lassen. Dit was omdat ik op een beurs voor het eerst een lascobot was tegengekomen. Ik heb toen in het artikel aangegeven dat wat mij betreft de toepassing van Cobots voor lasbewerkingen mogelijk is onder bepaalde voorwaarden. Voor de veiligheid technische benadering (qua risico’s en risico’s reducties) van het leveren van een mobiele lascobot heb ik toen de analogie met een normale lasmachine gebruikt. Hierbij moet het begrip “mobiele” wel van toepassing zijn. Daarbij heb ik nadrukkelijk gewezen op de plicht van de fabrikant om een risicoanalyse op te stellen. Op basis van de risicoanalyse heeft de fabrikant dan de informatieplicht om de gebruiker duidelijk op de mogelijke restgevaren te wijzen. Voor de gebruiker moet het klip en klaar duidelijk zijn dat hij verplicht is om de eventueel aanvullende veiligheidsmaatregelen te nemen. De fabrikant moet bij deze toepassing duidelijk aangeven welke extra veiligheidsmaatregelen er door de gebruiker genomen moeten worden.
Wel of geen lascobot?
De laatste tijd zien we steeds meer fabrikanten die Cobots voor lastoepassingen in gaan zetten op de manier als in het eerste artikel beschreven. Natuurlijk heel begrijpelijk want op die manier gebruikt men de eenvoudige functionaliteit van de Cobot voor deze toepassing. Waarschijnlijk gaan we in de toekomst nog veel meer gebruikstoepassingen zien waarbij de fabrikant de grenzen gaat opzoeken.
Afgelopen weken had ik een overleg met een gerenommeerde fabrikant van lasrobotsinstallaties die daar nog moeite mee had. Hij had al diverse keren de vraag gekregen waarom zij nog geen lascobots leverden. Bij de fabrikant waren er intern meningsverschillen over de veilige toepassing van een lascobot. We hebben toen een verhelderend gesprek gehad waarbij ook het vorige artikel aan de orde kwam. In het gesprek kwam naar voren dat het schijnbaar nog niet duidelijk is waar de plichten van een fabrikant ophouden en die van de gebruiker beginnen. Anders gesteld is er dus de vraag of een fabrikant wettelijk verplicht is om altijd lasrobotinstallaties of lascobots te leveren die 100% technisch veilig zijn. Volgens mij is dit binnen bepaalde grenzen niet altijd noodzakelijk. Denkt hierbij maar eens aan het feit dat een lasrobot voorzien moet zijn van een lasrookafzuiging. Maar in de praktijk worden er ook lasrobotinstallaties geleverd zonder lasrookafzuiging omdat de gebruiker aangegeven heeft daar zelf door middel van een centrale afzuiging in te voorzien. In die gevallen volstaat het voor de fabrikant om in zijn gebruiksaanwijzing te vermelden dat er een afdoende lasrookafzuiging toegepast moet worden. Dit zal hij dan ook in zijn risicobeoordeling moeten hebben meegenomen.
Discussie lascobot wel of niet veilig?
Om de discussie goed te kunnen begrijpen en de vraag of een Cobot onbeperkte toepassingen heeft moeten we bij het begin beginnen. Iedereen zal het met mij eens zijn dat volgens de Machinerichtlijn 2006/42/EG een fabrikant verplicht is om een risicobeoordeling op te stellen (Bijlage I algemene beginselen). Het stellen dat een risicobeoordeling niet noodzakelijk of niet volledig zou moeten zijn, zou 100% in tegenspraak met de wetgeving zijn. Bij het opstellen van een risicobeoordeling of beter gezegd de risicoreductie maatregelen moet men een volgorde stappenplan volgens eis 1.1.2. van Bijlage I “beginselen van geïntegreerde veiligheid” van de Machinerichtlijn 2006/42/EG volgen. Hierbij staat duidelijk aangegeven dat de volgorde qua reducties is:
- de risico’s uitsluiten of zoveel mogelijk verminderen (veiligheid in het ontwerp en de bouw van de machine integreren),
- de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen treffen voor risico’s die niet kunnen worden uitgesloten,
- de gebruikers informeren over de restrisico’s ten gevolge van een tekortkoming van de getroffen beveiligingsmaatregelen, aangeven of een bijzondere opleiding vereist is en vermelden dat persoonlijke beschermingsmiddelen vereist zijn.
Hierbij is de fabrikant verplicht de juiste volgorde toepassen. Eerst stap 1, dan stap 2 en als de stappen 1 en 2 niet mogelijk zijn dan pas stap 3. Met andere woorden als elimineren of het technisch reduceren van het gevaar niet mogelijk is dan moet de fabrikant de gebruiker informeren over de gevaren waar dit op van toepassing is.
Restrisico’s bij machines_informatieplicht
Nu zijn er heel veel machines waarbij we niet alle gevaren kunnen elimineren of technisch reduceren. Denk hierbij vooral aan handmachines zoals een hand slijptol, een hand lasapparaat, een hand boormachine, een hand cirkelzaag, een hand decoupeerzaag of een hand reciprozaag. Allemaal machines met gevaren die te maken hebben met het draaiende of bewegende gereedschap of een bepaalde bewerking (lassen). Als we vast zouden houden aan het beginsel dat alle gevaren door de fabrikant technisch gereduceerd zouden moeten worden dan zouden deze machines niet meer geleverd of gebruikt mogen worden. Naar dit is nooit de intentie van de Machinerichtlijn geweest. In de Machinerichtlijn 2006/42/EG is er duidelijk ruimte om ook machines te leveren die bepaalde restrisico’s hebben. In de Bijlage I eis 17.4.2. “Inhoud gebruiksaanwijzing” lid l wordt duidelijk gesteld dat de fabrikant dan verplicht is om de gebruiker te informeren over restrisico’s die blijven bestaan. Dus informeren wordt ook gezien als een mogelijke risicoreductie. Net daarvoor wordt in lid k van dezelfde eis gesproken over de instructies voor de opleiding van de gebruiker. Ook in de Arbeidsomstandighedenwetgeving wordt er gesproken over opleiding en ervaring van de gebruiker voor het mogen bedienen van een bepaald arbeidsmiddel (lees hier in dit geval “machine”). Dit betekent dus dat de fabrikant moet voorzien in duidelijke instructies waarbij ook verwezen kan of beter gezegd moet worden op het gebruik van eventueel vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen. Denk bij een boormachine of slijptol aan het gebruik van een veiligheidsbril of bij het lassen op het gebruik van een laskap of het plaatsen van laslichtafscherming.
Dus voor bepaalde toepassingen van Cobots zouden we een analogie kunnen toepassen. Een verplaatsbare lascobot bestaande uit een lasbok op wieltjes, een opspantafel, een lasmachine en een Cobot die eenvoudig verplaatst kan worden is geen stationair opgestelde machine. We zouden deze het beste kunnen vergelijken met een mobiele handlasmachine. Kenmerk van deze lascobot is het eenvoudig verplaatsbaar en inzetbaar zijn. De gevaren die bij het lassen ontstaan zijn laslicht, lasdampen en hete delen. Allemaal gevaren die ook in de ISO/TS 15066 en de EN-ISO 10218-2 genoemd worden als zijnde gevaren die aanwezig zijn bij de toepassing lassen. Gevaren die door de fabrikant in zijn risicobeoordeling meegenomen moeten worden. Om de mobiliteit van de lascobot te borgen is het misschien moeilijk om te voorzien in een lasdampafzuiging en laslichtafscherming. In deze situatie kan de fabrikant er dan voor kiezen om in de gebruiksaanwijzing de gebruiker te wijzen op het gebruik van laslichtschermen, lasrookafzuiging, een laskap en lashandschoenen. Hiermee heeft de fabrikant zijn plicht gedaan en is het aan de gebruiker om deze veiligheidsmaatregelen te nemen c.q. de persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken. In geval van een mobiele lascobot zou men ook kunnen overwegen om de unit te voorzien van laslichtschermen en lasrookafzuiging. Dit behoort volgens mij, zeker bij de toepassing voor kleinere lasproducten, ook tot de haalbare technische reducties. Dit betekent dat stap 2 van de risicoreductie aanpak dan de voorkeur heeft boven het toepassen van stap 3. Het is dan aan de fabrikant om bij zijn risicobeoordeling te bepalen wat qua reducties wel of niet mogelijk is.
Aan de hand van het voorgaande kunnen we dus concluderen dat er misschien wel meer toepassingen voor een Cobot mogelijk zijn. Maar altijd is en blijft er sprake van de plicht voor de fabrikant om alle gevaren duidelijk vast te leggen in een risicobeoordeling en de manier waarop deze gereduceerd dienen te worden. Daarnaast moet hij voorzien in de juiste instructies voor restrisco’s die niet gereduceerd konden worden. De hiervoor beschreven aanpak biedt de fabrikant meer toepassingsmogelijkheden voor Cobots dan misschien in eerste instantie gedacht.
Wel moet ik hier voor de volledigheid, net als in het vorige artikel, wijzen op het feit dat deze aanpak voor stationair opgestelde machines niet van toepassing is omdat daar de fabrikant wel kan voorzien in de vereiste technische veiligheidsmaatregelen. Bij een stationair opgestelde lascobot zal men moeten voorzien in laslichtafschermingen en lasrookafzuiging. Het risico van hete delen blijft ook in die situatie bestaan en zullen er persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt moeten worden. Dit alles natuurlijk wel met de eerder genoemde kanttekening dat bij de lasrookafzuiging het mogelijk is dat de gebruiker daar zelf in wil voorzien.
Al met al betekent dit dat de fabrikant per toepassing zal moeten bekijken hoe er omgegaan kan worden met het stappenplan van de risicoreductie. Simpelweg direct de stap 3 toe te passen is te kort door de bocht. Ben benieuwd wat de volgende “veilige” toepassing van de Cobot zal zijn. Misschien moeten we hier stellen “wordt vervolgd”.