De zin en onzin over het aanpassen van bestaande machines

Voor menig techneut is het aanpassen van bestaande machines en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden een hoofdpijn dossier. Van allerlei kanten hoort hij dat bij het aanpassen van een machine hij, of het bedrijf waar hij werkt, verantwoordelijk wordt voor de veiligheid van de machine. Het is niet zo raar dat hij dit denkt, in verschillende artikelen is in de loop van de jaren de trend ontstaan dat het allemaal niet zo eenvoudig is en dat, wettelijk gezien, men vrij snel te maken krijgt met deze verantwoordelijkheid. In de brochure “Zo past u uw machine veilig aan” van de Inspectie SZW, wordt op de voorzijde direct een forse uitspraak gedaan:

Brochure SZW: "Past u een machine aan? Dan is de kans groot dat u zelfverantwoordelijk wordt voor de machine. De oorspronkelijke fabrikant is dan niet meer aansprakelijk voor de veiligheid van het product."

En we lezen natuurlijk wat er letterlijk staat: dat men zelf verantwoordelijk wordt voor de machine en dat de fabrikant niet meer aansprakelijk is voor de veiligheid van het product. Niemand zit te wachten op deze verantwoordelijkheid.

Maar is de uitspraak “dan is de kans groot dat u zelf verantwoordelijk wordt voor de machine” niet wat kort door de bocht? Wordt men verantwoordelijk voor de gehele machine of is men alleen verantwoordelijk voor het veiligheid technisch voldoen van de aanpassing? Natuurlijk kan men een machine zo ver aanpassen dat hij inderdaad verantwoordelijk wordt. Dit is vooral van toepassing als de machine qua capaciteit en snelheid zo aanpast wordt, dat deze buiten de specificaties van de oorspronkelijke machine valt. Er ontstaan dan meestal gevaren en risico’s waar de fabrikant geen rekening mee heeft gehouden. Dit komt vaak voor bij standalone machines.

Maar bij veel aanpassingen aan productielijnen gaat het om uitbreidingen of vervanging van bepaalde delen. Wordt men hier dan ook verantwoordelijk voor de veiligheid van de oorspronkelijke machine?

De oorspronkelijke machine

Daarom is het belangrijk dat men nauwkeurig in kaart brengt, wat er gedaan wordt bij het aanpassen van een bestaande machine. Hier ga ik later in dit artikel nog verder op in. Maar laten we aan het begin beginnen en deze situatie is vervelend: ‘Hoe veilig is de machine op het moment van aanpassing nog?’. Want bij hoeveel bedrijven zijn niet bepaalde veiligheden, die door de fabrikant zijn aangebracht, verwijderd of om allerlei (schijnbaar plausibele) redenen om zeep geholpen? Dus hoe veilig is die machine eigenlijk nog? En wie wordt er verantwoordelijk voor de veiligheid van de oorspronkelijke machine die wellicht, niet meer veilig is? Deze situatie kom ik in de praktijk veelvuldig tegen.

Hier moeten we teruggrijpen op een stuk regelgeving. Bij de bouw van een nieuwe machine of productielijn in eigen beheer of bij levering ervan, is degene die aangemerkt kan worden als ‘fabrikant’ verantwoordelijk om de machine in overeenstemming (in compliance) te laten zijn met de eisen, zoals geformuleerd staan in de Bijlage I van de Machinerichtlijn 2006/42/EG.

Zo gauw de machine of productielijn binnen een bedrijf in gebruik genomen is, wordt de machine aangemerkt als een arbeidsmiddel, dat door de werkgever aan de werknemers ter beschikking wordt gesteld. Op dat moment is de werkgever in het kader van de Europese Richtlijn Arbeidsmiddelen 2009/104/EG (hoofdstuk 7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit) verantwoordelijk voor de veiligheid. Bij de aankoop van de machine of productielijn kan de werkgever voldoen aan zijn verantwoordelijkheid, door een machine te kopen die voldoet aan de van toepassing zijnde warenwetbesluiten, die voorzien is van een CE-markering en vergezeld gaat met een EG-Verklaring van Overeenstemming van de fabrikant, zoals geformuleerd staat in artikel 7.2 Van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Tot zo ver is het allemaal nog vrij eenvoudig. Maar wat gebeurt er daarna? Bij het gebruik van de machine of productielijn? Worden veiligheidskappen soms niet verwijderd, omdat ze de werkzaamheden belemmeren? Of veiligheidsschakelaars overbrugd, omdat het steeds stilvallen van de machine productieverlies is? Bij veel bedrijfsbezoeken kom ik regelmatig machines tegen die, in de loop van de tijd, bewust onveilig gemaakt zijn. Wat gebeurt er nu met de verantwoordelijkheid als men dit soort machines gaat aanpassen? Grote kans dat men gaat wijzen naar degene die de aanpassingen aan de machine heeft uitgevoerd als er, na aanpassing, een ongeval met de machine gebeurt. Dit is precies waar bedrijven bang voor zijn. Daarom is het vastleggen van de actuele veiligheid van de machine een belangrijk facet.

Brochure SZW

Terug naar de brochure van de Inspectie SZW. Wat staat daar nu eigenlijk echt? Allereerst: Er wordt aangegeven dat men niets hoeft te doen, als de aanpassingen geen gevolg hebben voor de veiligheid van de machine. Terecht!

Vervolgens gaat het over een substantiële wijziging. Bij dit soort wijzigingen kunnen we er niet zomaar vanuit gaan dat de veiligheid gewaarborgd blijft. Bij het ontstaan van nieuwe veiligheidsissues moet er iemand verantwoordelijk zijn. De fabrikant heeft hier immers bij het oorspronkelijk ontwerp geen rekening mee gehouden. Maar wat wordt verstaan onder een ‘substantiële wijziging’? SZW geeft aan dat ze dit niet exact kunnen aangeven, aangezien de mogelijkheden onbeperkt zijn. Toch geven ze een aantal voorbeelden:

  • verandering van functie,
  • verandering van prestatie,
  • ander besturingssysteem,
  • mechanische aanpassingen,
  • toevoegen van functies aan een machine.

Hier had men duidelijker kunnen zijn, omdat dit soort aanpassingen niet altijd een substantiële wijziging van de totale machine of productielijn behoeft te zijn. Soms kan er ook sprake zijn van een aanpassing van een deel van de machine of productielijn. Ook het aspect van de één op één vervanging wordt niet duidelijk aangegeven. Dit hoort echter thuis onder het kopje ‘als uw aanpassing geen gevolgen heeft voor de veiligheid, hoeft u niets te doen’. Hetzelfde geldt voor veiligheidsaanpassingen aan een machine. Dit zijn alleen maar verbeteringen van de veiligheid en heeft dus alleen maar positieve gevolgen. Gelukkig geeft men in de brochure ook het volgende aan: De conformiteitsprocedure hoeft u niette doorlopen als u uw machine alleen aanpast om te voldoen aan de eisen van bijlage 1 van de Machinerichtlijn volgens de actuele product specifieke geharmoniseerde C-normen.

Het volgende stroomschema kan u helpen bij het bepalen of de wijziging aan een standalone machine al dan niet substantieel is:

De praktijk

Laten we het praktisch maken aan de hand van twee voorbeelden:

Voorbeeld 1: Men heeft een draaibank, maar wil in verband met de toepassing van betere snijmaterialen de snelheid van de draaibank verhogen door het plaatsen van een nieuwe hoofdmotor en het aanpassen van de overbrengingen. Er is hier duidelijk sprake van een verandering van prestatie. Hierdoor ontstaan er nieuwe gevaren. Dus is er sprake van een substantiële wijziging en moet de volledige conformiteitsprocedure voor deze machine doorlopen worden, zodat de machine weer volledig conform de van toepassing zijnde Europese Richtlijnen is. Waar echter nog wel over nagedacht moet worden: Heeft de machine technisch wel voldoende sterkte om deze aanpassing aan te kunnen? Onvoldoende sterkte in frame, verbindingen en overbrengingen kunnen ook veiligheidsissues worden.

Voorbeeld 2: Dit voorbeeld komt in de praktijk veel voor. In een productielijn zitten nu nog een aantal handmatige werkzaamheden. Men heeft geconcludeerd dat deze, aan het begin en aan einde van de lijn, een “bottle neck” vormen, waardoor de volledige capaciteit van de productielijn niet gebruikt wordt. Men gaat nu op deze plaatsen een robot installeren om de materialen te “handlen”. Het bouwjaar van de productielijn is niet te definiëren, omdat men in de loop van de tijd al diverse aanpassingen heeft uitgevoerd. Is er hier sprake van een substantiële wijziging?

Belangrijk in deze casus is dat de capaciteit van de productielijn wel verhoogd gaat worden door de automatisering, maar dat de capaciteit waarvoor de lijn gebouwd is, niet overschreden wordt. Er is dus geen sprake van een verandering van de prestatie. Ook de functie van de productielijn wordt niet veranderd. Alleen de handling van de producten wordt geautomatiseerd. Dus geen functiewijziging en geen verandering van prestatie, dus geen substantiële wijziging van de productielijn.

Wel worden door het plaatsen van de beide robots, machines aan de lijn toegevoegd. Deze robotcellen moeten geheel voldoen aan de van toepassing zijnde Europese Richtlijnen. Degene die de robotcellen plaatst, zal dan ook op beide robotcellen een CE-markering moeten aanbrengen en een EG-Verklaring van Overeenstemming moeten afgeven. Per robotcel moet hij ook een gebruiksaanwijzing afgeven. In principe kunnen de beide robotcellen goed afgebakend worden en kan degene die de aanpassingen uitvoert een goede “battery of limit” van zijn levering vastleggen. Hierbij heeft hij wel de verplichting om te kijken naar eventuele nieuwe risico’s die ontstaan op de overgangslijnen van nieuw naar bestaand of van bestaand naar nieuw.

In deze casus moet men zich wel afvragen hoe veilig de bestaande productielijn nog is? Dit was en is de verantwoording van de werkgever (opdrachtgever). Belangrijk hierbij is dus de opdrachtgever te wijzen op zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de bestaande productielijn in het kader van hoofdstuk 7 van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Richtlijn Arbeidsmiddelen 2009/104/EG). Leg dit bij de opdrachtbespreking dan ook goed vast.

Tot slot

Over dit onderwerp is nog veel meer te zeggen. Maar om alle voorkomende situaties te beschrijven, zou ik een boek moeten schrijven, in plaats van een artikel.

Tot slot nog wel een paar tips:

  1. Kijk altijd goed naar de actuele veiligheid van de machine. Breng deze in kaart. Maak, als u onveilige situaties constateert, hiervan melding bij het bedrijf waar u de aanpassingen gaat uitvoeren.
  2. Bij productielijnen kan het voorkomen dat de aanpassingen maar op een bepaald deel van de machine uitgevoerd worden. Leg dat dan goed vast, zodat u niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor de veiligheid van de delen waar u geen aanpassingen uitvoert.
  3. Maak goede afspraken over waar u wel en niet verantwoordelijk voor bent en leg deze schriftelijk vast.
  4. Wees niet te bang, maar wees wel zorgvuldig. Het opstellen van een risicobeoordeling om alle nieuwe risico’s te bepalen is dan ook een must.

Over dit onderwerp hebben we een aansprekende en praktische masterclass in ons aanbod. Kijk hier voor meer informatie en hier om u meteen aan te melden.

Bert Stap
Senior CE Specialist
Directeur van Interactieve Veiligheids Opleidingen Barneveld BV

Ons laatste nieuws

Zoeken